Vlaming heeft toegang tot drieënhalf groentypes

Het Departement Leefmilieu liet Anteagroup en VITO zes types groen in kaart brengen: woongroen, buurtgroen, wijkgroen, stadsdeelgroen, stadsgroen en stadsbos. Er werd ook bekeken in welke mate het openbaar groen recreatief ontsloten is via fiets- en wandelwegen en ruiterpaden. Gemiddeld beschikt elke burger over meer dan drie verschillende groentypes (score 3,56). Door binnen de vijf jaar een actualisatie te maken van de kaart krijgt de overheid inzicht in de mate waarin het aanbod aan groen in de leefomgeving van de Vlaming evolueert. De bekendmaking van het onderzoek kadert in de campagne ’30 dagen meer groen’, die nog loopt tot eind deze maand.

Tijdens de maand april organiseert het Departement Leefmilieu, Energie en Natuur de campagne ‘30 dagen meer groen‘ om mensen aan te sporen zoveel mogelijk ecologisch groen in hun omgeving te creëren. Om een beter zicht te krijgen op het ‘groenaanbod’ in de leefomgeving van de Vlaming liet de milieuadministratie dat door Anteagroup en VITO in kaart brengen. Gemiddeld heeft de Vlaming toegang tot drieënhalf groentypes.


Woongroen zou altijd aanwezig moeten zijn. Het is groen dat vooral een esthetische functie heeft en dat mee het karakter van een woonomgeving bepaalt. Het gaat vaak over een eigen tuin, maar woongroen kan diverse vormen aannemen: van gemeenschappelijke voortuinstroken in sociale woonwijken tot een beeldbepalende solitaire boom op een klein plantsoen.

Buurtgroen heeft al een zekere sociaal-recreatieve functie. Het zijn de plekken waar mensen terechtkunnen voor een kort rustgevend verblijf in het groen. Het zijn de groene ruimten waar mensen elkaar ontmoeten of de hond uitlaten, waar ouders komen met kinderen, waar kinderen kunnen spelen. De klemtoon ligt er vooral op de rustige, stille recreatie.

Wijkgroen, bijvoorbeeld een park, zou iedereen moeten vinden op minder dan 800 meter van zijn woonplaats. De grotere oppervlakte biedt op zich mogelijkheden tot een meer gevarieerde functie-invulling. Hoe gevarieerder de functies, hoe groter de bevolkingsgroep die zich richt naar dat groen om te voldoen aan een steeds diverser verwachtingspatroon.

Stadsdeelgroen is beschikbaar binnen de 1.600 meter. Zijn het geen parken maar bijvoorbeeld bossen of natuurgebieden, dan zijn ze minimaal 30 hectare groot. Zijn het parken, dan is een minimale oppervlakte van 10 hectare voldoende. Parken kunnen immers een hogere recreatiedruk aan dan bossen en natuurgebieden. Stads(deel)groen is bedoeld voor elke inwoner van de stad of gemeente. Stadsbossen situeren zich bij voorkeur binnen de vijf kilometer van de stad en zijn optimaal gezien in hun totaliteit meer dan 200 hectare groot.

Uit de fiets-, wandel- en ruiterpaden die bij Toerisme Vlaanderen bekend zijn, leidt de milieuadministratie af dat de gemiddelde score van het aanbod aan recreatief ontsloten groentypes 3,27 bedraagt. De Vlaamse overheid neemt zich voor om de mate waarin het aanbod aan groen in de buurt evolueert, op te volgen. Het groenaanbod voor de Vlaming verhogen kan op twee manieren, enerzijds door een verhoging van de aanwezigheid van groentypologieën, anderzijds door de verdere ontsluiting ervan.

nabijheidgroen_LNE.png.html

Meer info: Meetinstrument omgevingskwaliteit

Bron