Populier en wilg zijn ideale pioniers voor nieuwe bossen

Bosuitbreiding en -compensatie zijn actuele thema’s. Maar hoe begin je met de aanleg van een nieuw bos? Op basis van eigen onderzoek en een internationale literatuurstudie adviseert het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) om hiervoor, naast trager groeiende boomsoorten, snelgroeiende populieren en wilgen te gebruiken. Beide pioniers beschikken over heel wat troeven om snel nieuwe bossen op voormalige landbouwgronden te ontwikkelen, die ook waardevolle natuur kunnen opleveren.

 


De ontwikkeling van bossen op open terrein is een traag proces: bomen zijn pas na vele tientallen jaren volwassen en de ontwikkeling van een bosbodem gaat nog trager. Ook de vestiging van typische soorten van bossen, zoals de bekende wilde hyacinten uit het Hallerbos, neemt decennia tot eeuwen in beslag. Eeuwenoude bossen zijn daardoor nauwelijks vervangbaar. Maar als we open terrein bebossen, dan kunnen snelgroeiende pioniers zoals populieren en wilgen het proces van bosontwikkeling aanzienlijk versnellen.

De belangrijkste troef van wilgen en populieren is hun groeikracht. Populieren groeien nog sneller dan wilgen, maar verdragen minder goed een natte bodem. Zo bereiken aanplantingen van populieren, afhankelijk van de variëteit, al na 20 tot 30 jaar hun maximale groei. Op dat moment neemt het houtvolume jaarlijks met 15 tot 20 m3 per hectare toe. Ter vergelijking: eiken- en beukenbossen bereiken pas na 80 jaar hun maximale groei, die dan jaarlijks 9 tot 12 m3 per hectare bedraagt. De snelle groei zorgt ervoor dat populieren en wilgen in de eerste decennia veel meer strooisel produceren, zodat de bodemontwikkeling ook sneller gaat. Vaak werd verondersteld dat het strooisel van populieren te veel stikstof en fosfor bevat, waardoor brandnetel zich fors kan ontwikkelen. Dit is niet het geval, maar bladstrooisel van populieren bevat wel meer calcium dan andere soorten. Hierdoor biedt het een goede buffer tegen verzuring.

Een bijkomend voordeel is dat populieren en wilgen op ruime afstand van elkaar geplant worden, omdat ze veel licht nodig hebben. Hierdoor is het perfect mogelijk om trager groeiende boomsoorten die meer schaduw verdragen, zoals bijvoorbeeld eiken of beuken, tussen deze pioniers te planten. Ze groeien er door het gunstige microklimaat zelfs beter dan in het open terrein. Door deze gelaagde opbouw krijg je al snel het uitzicht van een natuurlijk bos. Dat natuurlijke gevoel kan nog versterkt worden door de bomen niet op rijen te planten, maar in een losser verband: populieren- en wilgenbossen hoeven er niet als plantages uit te zien.

Als de wilgen of populieren na enkele decennia volgroeid zijn, kunnen ze gekapt worden en zo waardevol hout leveren, of als dood hout een bron worden van nieuw leven. In populierenbos en op dood populierenhout leven trouwens heel wat bijzondere planten, zwammen en dieren. De volgende generatie van trager groeiende boomsoorten staat al klaar en kan de fakkel overnemen. Zo ontstaat relatief snel een gevarieerd, structuurrijk bos. Dit zou zonder snelgroeiende pioniers ruim dubbel zo lang duren .

Populieren en wilgen zijn dus een uitstekende keuze om sneller volwaardige bossen met een hoge natuurwaarde te ontwikkelen op landbouwgronden. Toch is er nog een belangrijke randvoorwaarde: de ligging van de aangeplante bossen. De biodiversiteit van eeuwenoude bossen verbreidt zich erg traag en over beperkte afstand. Nieuw aangeplante bossen die in verbinding staan met eeuwenoude bossen, hebben daarom de beste kansen om te ontwikkelen tot waardevolle natuur.

Lees het integrale INBO-advies.