Mezensterfte waarschijnlijk niet door buxusmotbestrijding

Onderzoek wijst uit dat koolmeessterfte waarschijnlijk niet het gevolg is van de bestrijding van buxusmot. In een enkel geval zouden diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken bij honden en katten wel tot sterfte geleid kunnen hebben.

Dat blijkt uit een studie van CLM Onderzoek en Advies in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). De gevonden concentraties van pesticiden zijn volgens de onderzoekers in de meeste gevallen te laag om sterfte van de jonge mezen te hebben veroorzaakt. Op locaties waarvan melding is gedaan met welke pesticiden tegen buxusmot is gespoten, worden deze stoffen bovendien niet teruggevonden in de mezen.


Ook is er geen toename van sterfte van nestjongen van koolmees in de stad waargenomen vanaf 2017, het jaar dat er een toename van de buxusmot is geconstateerd, en daarmee waarschijnlijk ook van de busxusmotrupsbestrijding. Wel kunnen de voor vogels sterk giftige stoffen fipronil en imidacloprid in enkele gevallen de oorzaak zijn van sterfte van jonge koolmezen.

Minder insecten in de stad

Uit eerder onderzoek bleek dat er een hogere sterfte van jonge koolmezen in de stad was, ten opzichte van natuurgebieden. Dit verklaren de onderzoekers nu door een combinatie van factoren. Zo is er in de stad een lagere hoeveelheid insecten, een lagere kwaliteit van insecten en een hogere kans op sterfte van de volwassen mezen die daardoor hun jongen niet meer kunnen verzorgen. Zo kunnen volwassen mezen ten prooi vallen aan katten of tegen een raam vliegen.

Diergeneesmiddelen

In dode mezen zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen, waarvan twee derde van de metingen insecticiden betreft. Deze insecticiden zijn waarschijnlijk voor het grootste deel afkomstig van diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken bij honden en katten. Mogelijk zijn jonge mezen in enkele nesten hieraan doodgegaan.

Mezen gebruiken honden- en kattenharen om hun nest te bekleden. Door de behandeling van honden en katten met diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken blijken deze haren insecticiden te bevatten. In 97% van het aantal keren dat in de jonge mezen toegestane insecticiden zijn gevonden zou dit gerelateerd kunnen worden aan contaminatie via haren met diergeneesmiddelen.

Daarmee lijkt volgens de onderzoekers de ’haarroute’ de meest waarschijnlijke route waardoor jonge koolmezen insecticiden binnen krijgen. Deze route is nog niet eerder beschreven. Voor gewasbeschermingsmiddelen die via het voedsel in mezen komen, is dat 58%.

Buxine

Onderzoekers bekeken ook of buxine de oorzaak is van de dood van jonge koolmezen. Dit is zeer waarschijnlijk niet het geval. Buxus en buxusmotrupsen bevatten de natuurlijke gifstof buxine. Buxine is giftig voor zoogdieren, maar er zijn geen onderzoeken gevonden die laten zien dat buxine giftig is voor vogels.

In proeven die in 2018 op NIOO-KNAW zijn uitgevoerd, bleek dat koolmezen buxusmotrupsen eten en zelfs een voorkeur hebben voor deze groene rupsen ten opzichte van andere, niet-groene insecten. Deze mezen zijn hierna niet ziek geworden en zijn daar ook niet aan doodgegaan. De verwachting is dan ook dat buxine zeer waarschijnlijk niet de oorzaak is van de dood van jonge koolmezen.

26 verschillende pesticiden

In totaal zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen in de 41 monsters van dode jonge koolmezen. Het valt de onderzoekers op dat naast insecticiden ook fungiciden en herbiciden zijn aangetroffen.

Lees hier het CLM-rapport: ’Koolmezensterfte en buxusmotbestrijding’