‘Inzet van bomen voor verkoeling in steden is maatwerk’

Uit onderzoek van Wageningen University & Research blijkt dat een grote boom in de stad op een zonnige dag door verdamping van de bladeren en het creëren van schaduw een koelvermogen heeft van 20 tot 30 kilowatt. Niet elke boom levert echter zoveel verkoeling. Het koelvermogen is afhankelijk van de grootte van de boom, de soort boom en de locatie.

 


‘Het is ook heel belangrijk of de boom goed kan groeien op de plek waar hij staat en of hij voldoende water krijgt’, zegt Jelle Hiemstra. Hiemstra is onderzoeker Bomen en Stedelijk Groen aan de WUR. Hiemstra stelde een soortentabel samen van bomen in de stad en op welke manier ze van nut kunnen zijn. Bomen kunnen namelijk meerdere positieve bijdragen leveren, zoals het vergroten van biodiversiteit, het koelen van de omgeving, het leveren van zuurstof, het opslaan van CO2 en het opvangen van fijnstof. In deze soortentabel is de positieve bijdrage van ruim 100 boomsoorten aan klimaat, waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit in de stad in beeld gebracht. De tabel is onderdeel van een serie rondom de positieve effecten van groen in de stad.

Maatwerk

Hiemstra onderzocht niet alleen hoeveel verkoeling bomen kunnen geven, maar ook welke soorten goed tegen droogte kunnen. Er staan redelijk veel droogtebestendige boomsoorten in de tabel, maar niet al die soorten geven ook veel verkoeling. ‘Het is lastig om een top vijf van verkoelende en droogteresistente bomen te geven’, zegt Hiemstra. ‘Het hangt af van lokale omstandigheden en wat je van een boom verwacht.’ Voor een groot koelingseffect wil je een zo groot mogelijke boom met een dichte en brede kroon en veel blad. Maar zo’n reus past niet op elke plek in de stad. Hiemstra: ‘Er is vaak te weinig ruimte en dan matchen de functies niet altijd even goed.’

Maatwerk en diversiteit zijn het belangrijkst, aldus Hiemstra. ‘Eiken, lindes, essen en sommige esdoorns zijn geschikt voor verkoeling en doen het goed op droge plekken. Maar als ik een paar perfecte bomen opnoem, zou dat slecht zijn voor de biodiversiteit. Hoe meer soorten je plant, hoe meer je de risico’s op ziekte en plagen spreidt.’ Naast de al genoemde, bekende, soorten wijst Hiemstra ook op twee minder bekende verkoelende soorten in de tabel die het goed doen op droge gronden en bestand zijn tegen de omstandigheden in de stad: Celtis en Zelkova: ‘Ze zijn droogteresistent en hebben een dichte kroon, maar ze zijn niet zo indrukwekkend groot. Dus die bomen zouden het ook goed doen in een stad, maar het blijft belangrijk om ze te combineren met andere soorten.’

Verkoelend effect

Afgelopen zomer, tijdens de extreme hitte, werd gesuggereerd dat bomen boven de 30 graden Celsius nauwelijks tot niet meer koelen omdat de verdamping afneemt dan wel stil komt te liggen. Hiemstra geeft desgevraagd aan dat dit ongenuanceerd is. ‘Naarmate het droger en of warmer wordt, zie je dat bomen het waterverlies proberen te beperken door de huidmondjes in toenemende mate te sluiten. Dit is afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid water die de boom tot zijn beschikking heeft en ook van de boomsoort.’ Volgens Hiemstra is de schaduw die de bomen bieden veel belangrijker voor het verkoelende effect. ‘Dit is vele malen groter dan het effect van de verdamping. En die schaduwproductie gaat gewoon door, ook bij extreme hitte. Bomen met een brede en dichte kroon zorgen dan voor het meeste effect.’

bron: Klimaatadaptatie Brabant