Hoe zetten we groen praktisch in om het stedelijke hitte-eilandeffect te verminderen?

Onze zomers worden steeds warmer en dat heeft consequenties voor onze leefomgeving. Deze zullen we moeten aanpassen om onze steden leefbaar te houden. Groen is hiervoor een belangrijk middel. Hier volgt een kort overzicht wat steden kunnen doen met de inzet van groen om de temperatuurstijging tegen te gaan.

Door de warmte ontstaat het hitte-eilandeffect of urban heat island effect (UHI). Dit is het fenomeen dat de temperatuur in een stedelijk gebied gemiddeld hoger is dan in het omliggende landelijk gebied. De belangrijkste oorzaken van het UHI zijn de absorptie van zonlicht door de in de stad aanwezige donkere materialen en de relatief lage windsnelheden. Door het UHI worden problemen tijdens hittegolven, zoals hittestress, verergerd. Bouwkundige maatregelen en meer groen in de stad verminderen het UHI. Het temperatuurverschil tussen stad en omgeving kan wel oplopen tot 6°C, en is  vooral in de nacht het hoogst.
Een ‘oververhitte’ omgeving kan leiden tot een vermindering van het thermisch comfort of wel hittestress en hierdoor functioneren mensen slechter. Voor oudere en zieke mensen is het overlijdensrisico groter. Omdat mensen slechter slapen leiden hogere nachttemperaturen tot een afname van de arbeidsproductiviteit.


1. Structuur van de steden aanpassen
In de stedenbouwkundige opzet van wijken dienen voldoende schaduwrijke plekken te zijn. Groenvoorzieningen kunnen daar een bijdrage aan leveren. In het ontwerp van straatprofielen en hoogbouw moet rekening gehouden worden met de dominante windrichting, zodat wind voor verkoeling kan zorgen. In wijken moet voldoende ruimte gereserveerd voor onverharde terreinen voor de opvang van extreme regenbuien. In nieuwbouwplannen moet getoetst worden of het ontwerp rekening houdt met de hitteontwikkeling in de zomer. In de bestaande stad kan de aanpassing van stedenbouwkundige structuren vooral tijdens herstructurering plaatsvinden.

2. Bomenvelden en bomenlanen

Door een dichte bladerdek ontstaat schaduw. Het bladerdek vangt ook warmte op. Daarnaast bevordert het verkoeling. Verlaging van de luchttemperatuur door omzetting van zonne-energie in verdamping. Een bomenveld vermindert mogelijk wel de ventilatie waardoor de verkoeling door wind bemoeilijkt wordt en daar dient bij de aanleg rekening mee gehouden te worden. Bij hevige regenbuien kan een deel van het water worden geborgen in de bomen. Via de stam kan dit water infiltreren in de bodem. Ook water vanuit de omgeving kan via de open bodem onder een bomenveld infiltreren. Zo wordt de waterhuishouding verbeterd. Veel bomen nemen grote hoeveelheden CO2 op. Vanwege de omvang is een bomenveld geschikt voor biomassaproductie. Energie besparen In de winter houden bomen warmte vast, waardoor in de gebouwen in de omgeving de behoefte aan ‘warmte-energie’ afneemt. In de zomer zorgt het veld voor verkoeling, waardoor de vraag maar ‘koelingsenergie’ daalt. Bij een bomenlaan moet een afweging worden gemaakt tussen de voordelen van schaduwwerking en verkoeling door verdamping enerzijds en de verslechtering van de luchtkwaliteit door een verminderde ventilatie. Hierbij is met name de verkeersintensiteit ter plaatse bepalend.

3. Leibomen en gevelgroen

Leibomen en gevelgroen kunnen goed worden ingezet om hitte te voorkomen. Als de bomen of het gevelgroen zijn geplaatst aan de zonkant zorgen ze voor schaduw op de gebouwen, waardoor deze minder opwarmen. Daarnaast bevordert het verkoeling door een lokale verlaging van de luchttemperatuur door omzetting van zonne-energie in verdamping. Het groen voorkomt zo de opwarming van gebouwen door de schaduwwerking, waardoor er in de zomer minder energie voor koeling nodig is. In de winter wordt warmte vastgehouden, waardoor minder energie voor verwarming nodig is. Leibomen worden vooral in dorpen toegepast. In een stedelijke context heeft gevelgroen een vergelijkbare werking. Gevelgroen is een alternatief op plekken waar vanwege bijvoorbeeld het intensieve verkeer geen bomen kunnen worden geplant.

4. Hagen/Heesters

Hagen bieden schaduw voor de gebruikers, afhankelijk van de hoogte. Doordat hagen en heesters zonnestraling opnemen warmt de lucht minder op dan wanneer dit oppervlak verhard zou zijn. In hagen en heesters vindt verdamping plaats, dat bijdraagt aan een lagere luchttemperatuur.

5. Grasvelden en Wadi’s
Grasvelden en wadi’s warmen minder snel op dan verharding. De lage begroeiing zorgt ervoor dat de wind vrij spel heeft. Door de verdamping van water draagt het bij aan de verlaging van de luchttemperatuur. Regenwater infiltreert in de bodem, waardoor droogte wordt voorkomen. Een wadi is ook nog uitermate geschikt voor de berging van piekafvoeren tijdens extreme regenbuien. Een grasveld kan meerdere functies hebben: van speelweide tot bloemrijk grasland. Voor het voorkomen van hitte of het bevorderen van verkoeling maakt dat niets uit.

6. Groene Daken

Door de isolerende werking van intensief dakgroen warmen gebouwen minder op – ze stralen dus ook minder warmte uit. Extensief dakgroen isoleert ook maar hitte kan ook worden opgeslagen in het substraat van de planten. Door verdamping zorgt dakgroen voor een koelere luchttemperatuur. Het belemmert de ventilatie door wind niet. Dakgroen vergroot ook de wateropslagcapaciteit. Bij hevige regenval wordt het water opgevangen en vertraagd afgevoerd. In de zomer is minder energie nodig voor koeling, vanwege de warmtewerende werking van het dakgroen. In de winter functioneert het groen als isolerende buffer, waardoor minder energie voor verwarming nodig is.

Bron: thegreencity.eu