Groencompost kan positieve of negatieve effecten hebben

Het gebruik van groencompost kan, afhankelijk van het gewas, zowel positieve als negatieve effecten hebben. Daarnaast wordt er een verschil waargenomen naargelang de manier waarop het composteringsproces verloopt. Dat blijkt uit de eerste resultaten van een onderzoek door het Proefcentrum voor de Sierteelt (PCS).

Om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden, is de organische bemesting, die vóór het planten moet uitgevoerd worden, zeer belangrijk. Deze organische bemesting gebeurt in hoofdzaak met stalmest of (groen)compost. Zowel uit telerservaring als uit onderzoek van het PCS blijkt dat de groei van Fagus sylvatica, vooral tijdens het eerste groeijaar, negatief beïnvloed wordt wanneer groencompost wordt ondergewerkt. De oorzaak is niet te wijten aan de hoge C/N-verhouding, maar heeft wellicht te maken met de affiniteit t.o.v. de compost. In dit onderzoek wilde men verschillende economisch belangrijke gewassen toetsen inzake hun affiniteit voor groencompost als organische mest.


Groencompost

Groencompost bevat meer effectieve organische stof dan de gemiddelde stalmest, waardoor groencompost een grotere bijdrage levert om de organische stof in de bodem op peil te houden. In de proefopzet worden 2 groencomposten van verschillende herkomst aan een dosis van 24 ton/ha aangewend. Daarnaast wordt er voor ieder gewas een perceeltje zonder groencompost voorzien als controlebehandeling. Groencompost 1 is afkomstig van tafelcompostering, waarbij de composthoop hoger opgezet wordt. Groencompost 2 is het resultaat van de compostering op rillen van 3 meter breed en 1,5 meter hoog onder een afdak. Hoewel de tafelcompost ook frequent belucht wordt, zal de aërobe afbraak groter zijn bij de rillencompost. Bijgevolg zullen de chemische (en fysische) karakteristieken onderling verschillen. Opvallend is de sterk verschillende EC-waarde van de beide composten. Door de beperktere aërobe afbraak ligt het ammoniumgehalte in de tafelcompost duidelijk hoger. Dit zijn mogelijke redenen die tot verschillende groeireacties van de testgewassen leiden. Uiteraard kunnen andere compostkarakteristieken hier ook de oorzaak van zijn.

Bij Acer campestre, Tilia cordata, Abies nordmanniana en Ligustrum ovalifolium werd naast de tafelcompost ook de compost op rillen aangelegd. Bij de overige soorten werd telkens de vergelijking gemaakt tussen de tafelcompost en de controlebehandeling.

Groeiverschillen

Uit de resultaten blijkt dat de tafelcompost tot een betere groei leidde bij Fraxinus ornus en zeker bij Larix decidua ten opzichte van de controle. Larix decidua was gemiddeld 23 cm hoger bij de composttoepassing. Bij de soort Acer campestre, Tilia cordata, Abies nordmanniana, Prunus avium, Pseudotsuga menziesii, Picea abies en Cornus mas was het groeiverschil tussen de tafelcompost en de controle nagenoeg verwaarloosbaar. Bij Ligustrum ovalifolium wordt een negatief effect op de groei waargenomen bij de toepassing van tafelcompost: de planten zijn gemiddeld 9 cm kleiner ten opzichte van de controle. Anderzijds wordt er een positief groeieffect waargenomen bij rillencompost: de planten zijn 8 cm groter dan de controle en 17 cm groter dan bij tafelcompost.

Omdat het voor Buxus sempervirens, Rosa canina en Prunus laurocerasus ‘Otto Luycken’ minder evident is om opmetingen uit te voeren, wordt van deze planten het versgewicht bepaald als maat voor de groei. Zowel voor Buxus sempervirens als voor Rosa canina kan de toepassing van tafelcompost leiden tot een lager versgewicht ten opzichte van de controle. Bij Prunus laurocerasus ‘Otto Luycken’ wordt echter wel een betere groei waargenomen bij de toepassing van tafelcompost, wat resulteert in een hoger versgewicht. Ondanks de mindere groei bij Buxus sempervirens met tafelcompost wordt een duidelijke positieve groeistimulans waargenomen met rillencompost.

Bron: www.avbs.be/actualiteit/affiniteit-van-een-reeks-boomkwekerijgewassen-voor-comp