Brussel versteent en snakt naar groen

Brussel verloor tussen 2003 en 2016 ruim 14 procent van zijn groen, blijkt uit nooit eerder gepubliceerd onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, schrijft de Brusselse stadskrant BRUZZ. Op satellietbeelden is duidelijk te zien dat overal in de stad plukjes begroeiing verdwenen zijn, maar door grootscheepse nieuwbouwprojecten ook grote lappen vegetatie verloren zijn gegaan. De hoeveelheid groene ruimte per inwoner kromp sterk. “Politici moeten durven investeren in groen.”

 


In 2006 bestond 47 procent van de Brusselse bodem uit steen en beton, en volgens de laatste beschikbare cijfers is dat inmiddels al 52 procent. Volgens het onderzoek van de planologen van de Universiteit Amsterdam, die satellietbeelden gebruikten, is tussen 2003 en 2016 in Brussel minstens elf vierkante kilometer aan groen verdwenen. Dat is 14,4 procent van alle groen in de stad, of het equivalent van bijna 1.600 voetbalvelden. Op de beelden is duidelijk te zien dat overal in Brussel kleine stukjes vegetatie – splintergroen zoals dat dan heet – baan ruimden voor bebouwing. Inwoners die hun tuin betegelden, bouwprojecten in de binnentuinen van huizenblokken, ‘onderhoudsvrij’ kunstgras op sportvelden. Maar er zijn ook grote lappen groen verloren gegaan door nieuwbouwprojecten op Thurn & Taxis, de ULB-site aan de Pleinlaan, aan het Erasmusziekenhuis in Anderlecht, of het project ‘Greenwood’ bij Gouddal in Sint-Lambrechts- Woluwe.

“In de eerste kroon (gebied tussen de lanen van kleine Ring en de middenring en de spoorlijnen in het westen, komt ruwweg overeen met Anderlecht, Brussel-Stad, Etterbeek, Elsene, Koekelberg, Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis en Sint-Joost, red.) verdween veel minder groen dan daarbuiten, ruim een vierkante kilometer tegenover bijna tien vierkante kilometer erbuiten,” zegt planoloog Mendel Giezen. “Maar omdat het stadscentrum al veel dichter bebouwd was, verliezen de inwoners er procentueel nog meer groen.”

Ommekeer in 2001
Sinds de jaren 2000 is de Brusselse bevolking flink beginnen toe te nemen, en als gevolg daarvan hebben investeerders meer en meer nieuwe gebouwen in Brussel neergezet, schetst ecoloog Serge Kempeneers. Hij was tot aan zijn pensioen vorig jaar hoofd van de afdeling Groene Ruimten bij Leefmilieu Brussel, en is een levende encyclopedie over het thema.

“Eind twintigste eeuw werden veel gebieden in Brussel als reservezones aangeduid. Er was nog niet beslist of ze voor bebouwing of natuur moesten dienen. In 2001 keurde de politiek het gewestelijk bestemmingsplan goed, en werden veel van die reservezones bouwgrond. Zo kregen investeerders de kans om bouwprojecten in te dienen. En dan vooral in de tweede kroon, op plekken zoals de Engelandvlakte in Ukkel. Rond de beschermde Natura 2000-zone worden daar sinds een paar jaar honderden verkavelingen bebouwd. Soms duurde het tien jaar voor er werkelijk werd gebouwd, omdat de ingediende projecten te megalomaan waren: te hoog, te groot, te veel verharde grond. Maar intussen zijn veel van die plekken niet langer groen.”

Bijna vijftien procent minder groene gebieden in Brussel, en tegelijk een forse bevolkingsgroei in diezelfde periode: dat betekent meteen ook een flink pak minder groen per inwoner, wat voor een deel het steeds fellere protest over verdwijnende plantsoenen en omgehakte bomen verklaart. Als we elke Brusselaar een gelijk deel groen zouden toebedelen, dan kromp dat stuk tussen 2003 en 2016 met bijna een derde: van 77,4 vierkante meter in 2003 tot 55 vierkante meter dertien jaar later.

“Bij bouwprojecten denken de meeste architecten en stedenbouwkundigen nog te veel in termen van gebouwen en parkings, niet aan het groen,” zegt Serge Kempeneers. “Dat is trouwens een van de uitdagingen van de verdichting. Moeten we hogere gebouwen bouwen om zo meer groen over te houden? Of moeten we kiezen voor lagere gebouwen, met als gevolg dat er minder groene ruimte overblijft?”  Leefmilieu Brussel probeert aan het gebrek aan toegankelijk groen een mouw te passen door ruigtes en andere vergeten plukjes groen open te stellen, en creëerde zo veertig tot vijftig hectare publiek bereikbaar groen in de laatste tien jaar. Zo ontstond het Zennepark, boven op de bedding van de rivier, een park dat evenwel nergens breder is dan tien meter. De smalle oever van de Vogelenzangbeek in Anderlecht, op de grens tussen Vlaanderen en het Erasmusziekenhuis, werd een park en natuurreservaat. Oneerbiedig zou je ze morsige stukjes restruimte kunnen noemen, langs snelwegen of spoorlijnen, of tussen de huizen door. “Dat is nu de situatie in Brussel,” bevestigt Kempeneers. “Het is echt zoeken naar open ruimte. Heel soms krijg je een A-locatie. Zoals het park aan de Ninoofsepoort, op zo’n magnifieke plek, ik had nooit gedacht dat dat zou gebeuren. Maar meestal moeten we genoegen nemen met wat er mogelijk is.”

Bij het uitreiken van nieuwe bouwvergunningen in Brussel moet de overheid echt heel goed kijken hoe ze grote zones groen kan behouden, zegt de ecoloog. “Dat is belangrijk voor een lokaal microklimaat, om water op te nemen, voor de biodiversiteit, enzovoort. Andere steden investeren in groene netwerken. Dat kost geld, maar Brusselse politici moeten daar durven voor te kiezen,” zegt Kempeneers.

Lees het volledige artikel op bruzz.be

Lees ook het interessante artikel over ‘Grijze pleinen: Steden moeten in bomen durven te investeren’

en bekijk de video ‘Brussels groen is enorm versnipperd geraakt’