Brussel / Open Monumentendagen 2017

De Open Monumentendagen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zullen plaatsvinden op 16 en 17 september 2017 met als thema “Natuur in de stad”.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt een van de groenste hoofdsteden van Europa. Het telt een indrukwekkend aantal parken en groene ruimten, zowel private als openbare, waarvan sommige druk bezocht worden en andere minder bekend zijn, onttrokken aan de blik van de achteloze voorbijganger. U zult ze kunnen ontdekken tijdens deze twee dagen die ook de relatie tussen architectuur en natuur (kastelen, tuinwijken, wintertuinen en interieurs, bedrijven in een groene omgeving, cottages en landhuizen, boerderijen en ander ruraal erfgoed…) in het daglicht zullen plaatsen. En natuurlijk ook de constructies in tuinen en parken (kiosken, serres, bruggen en grotten, pergola’s, beelden en fonteinen) Daarnaast is er ook aandacht voor de aanwezigheid van de natuur in de gebouwen, van inspiratie voor decoratie tot het gebruik van natuurlijke materialen.


Behalve de 116 te bezoeken plaatsen zullen op heel het grondgebied van het gewest talrijke activiteiten worden aangeboden. Wandelingen te voet, per fiets, ontdekking van fauna en flora, bustochten, tentoonstellingen … zullen u door de Brusselse gemeentes meenemen.

Een volledige lijst van alle te bezoeken sites vindt u op de website.

Een kleine selectie uit het overweldigende aanbod.

 

Bogaerts International School – Domein Latour de Freins

 

 

Het kasteel Latour de Freins, met zijn fraaie galerij aan de achtergevel, werd vanaf 1899 in neo-Vlaamse renaissancestijl gebouwd naar de plannen van architect Henri Maquet, ontwerper van onder andere de gevel van het koninklijk paleis in Brussel. Het kasteelpark van 8 ha werd ontworpen door Louis Fuchs, een landschapsarchitect van Duitse herkomst, die ook de aanleg van het Leopoldpark verzorgde. Hij maakte handig gebruik van het heuvelachtige reliëf en plantte paardenkastanjes, tamme kastanjes, essen, esdoorns, Amerikaanse rode eiken, wilgen, platanen en reuzensequoia’s aan, waarvan er 28 op de lijst van opmerkelijke bomen werden ingeschreven. Het domein, bedoeld als hersteloord voor patiënten uit de Brusselse ziekenhuizen, werd op 1 juni 1903 persoonlijk ingehuldigd door koning Leopold II. Na de sluiting van het hersteloord in 1989 werd het gebouw achtereenvolgens gebruikt door een ambassade, een vennootschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarna de Bogaerts International School er onlangs zijn intrek nam. Deze school werd gesticht door Rodolphe ‘Rudy’ Bogaerts, emeritus hoogleraar van Z.K.H. Prins Laurent van België. Het verstrekt onderwijs in het Engels en bereidt zijn leerlingen voor op een internationaal baccalaureaat.
Het domein vormt een belangrijke groene schakel tussen het Buysdellebos, het Verrewinkelbos en het Engelandplateau, en verderop de Kauwberg en het Sauvagèrepark.

 

Tuinen van het Rijksadministratief Centrum

 

 

Het Rijksadministratief Centrum ligt op de plaats waar zich halverwege de 19de eeuw een wijk bevond die mede ontworpen werd door Jean-Pierre Cluysenaer, maar die op het einde van de Tweede Wereldoorlog erg vervallen was. Tot voor een tiental jaren waren hier de diensten van diverse ministeries gevestigd. De groep Alpha, die de architecten Marcel Lambrichs, Gustave Ricquier, Hugo van Kuyck en Léon Stynen verenigde, lag aan de basis van dit typische jaren 1950 complex. De tuinen, verfraaid met beelden van Nat Neujean en Michel Olyff, werden ontworpen door René Pechère en beslaan een oppervlakte van 2,5 hectare, gespreid over twee niveaus. Het eerste niveau bestaat uit een opeenvolging van met groen omzoomde perkjes langs weerszijden van een lang kanaal. Dat kanaal wordt onderbroken door een vierkant waterbekken met fontein dat op zijn beurt geflankeerd wordt door vier bekkens met telkens drie stralen. Het tweede niveau is iets lager gelegen en spiraalvormig opgebouwd rondom speelruimten met her en der struiken. Ondanks enkele aanpassingen aan het oorspronkelijke ontwerp wisten de tuinen de ordelijke geest van hun ontwerper te bewaren.

 

Vroegere hoofdzetel van Glaverbel

 

 

De vroegere hoofdzetel van Glaverbel met zijn ringvormige plattegrond en diameter van 85 meter is een opvallende verschijning in het Brusselse landschap en wordt vaak – terecht – beschouwd als een van de meest geslaagde gebouwen in zijn soort. Het werd tussen 1963 en 1967 opgetrokken naar de plannen van architecten Renaat Braem, Pierre Guillissen, André Jacqmain en Victor Mulpas in een nieuwe zone bestemd voor de vestiging van kantoren en zetels van bedrijven. De architecten kozen voor een gordijngevel samengesteld uit een opeenstapeling van betonnen ringen bekleed met platen ruwe hardsteen en metalen ramen zonder horizontale dwarsroeden. De ontwerpers hadden toen al oog voor het milieu: het gebouw werd harmonisch ingeplant op de site, waardoor het mooi geïntegreerd is in de omgeving, en de bestaande bomen bleven bewaard. De vroegere hoofdzetel van Glaverbel wordt omringd door een park en omsluit in zijn binnenste cirkel ook een gazon met aanplantingen.

 

Koninklijke Waterkerskwekerij

 

 

Koning Leopold II nam het initiatief om het kasteel van Laken via een spoorlijn te verbinden met het Noordstation. De werken gingen van start maar werden bij het overlijden van de vorst gestaakt. Er bleef een terrein met vreemde ophogingen dat bovendien een drassige bodem bleek te hebben. We weten niet wie het idee opperde dat dit terrein wel eens geschikt kon zijn voor de teelt van waterkers. Hoe het ook zij, de familie van ‘Netteke Cresson’ beoefende deze tuinbouwactiviteit hier drie generaties lang tussen de twee wereldoorlogen. Het bedrijf werd nadien stopgezet en het duurde tot 2013 alvorens een nieuw project er de teelt van deze eetbare kruisbloemige plant nieuw leven in blies. De percelen worden gevoed met zeer zuiver stromend water – een absolute vereiste – uit de bronnen van het koninklijk domein. Het was dan ook vanzelfsprekend dat koningin Paola de waterkerskwekerij, die nu uitgebaat wordt door de Ferme Nos Pilifs, officieel inhuldigde.

 

Keyenbempt

 

 

De landelijke Keyenbemptsite, gelegen op de grens van Ukkel, vormt het laatste restant van de moerassen die destijds langs de Geleytsbeek lagen, een bijrivier van de Zenne. De Belgische regering onteigende het gebied in 1968 voor de aanleg van de zuidelijke ring maar die plannen gingen uiteindelijk niet door en het terrein bleef grotendeels braak liggen. Sommige buurtbewoners bewerkten er een lapje grond als moestuin, een traditie die standhield tot het Brussels Gewest in 2006 besloot de site te renoveren. Een jaar later werd het park met zijn beboste heuvel op de rechteroever van de beek, zijn moerassen, moestuinen en hooiweides opnieuw geopend voor het publiek. Beuk, haagbeuk, eik, olm en es vormen de voornaamste boomsoorten, terwijl liguster, hulst, hazelaar, vlier en kornoelje de meest voorkomende heesters zijn. Een schuilplaats voor vleermuizen, verscholen in het groen, en een bijenkorf bevorderen de biodiversiteit. Op enkele verschillen na, komt het huidige uitzicht van de Keyenbempt wellicht overeen met hoe de site eruit zag toen ze voor het eerst vermeld werd in een document uit 1435. Er zijn ook resten van een neolithische nederzetting gevonden.

 

Wolvendaelpark

 

 

De plaatsnaam Wolvendael, die ‘dal aan de bocht’ betekent, werd al in 1209 vermeld in een cartularium van de abdij van Affligem. Het huidige park, een overblijfsel van het Zoniënwoud, ligt op een sterk glooiende flank van het dal van de Ukkelbeek en wordt begrensd door twee aloude wegen, de Dieweg en het Crabbegat. Het domein heeft verschillende eigenaars gekend: de families Fricx, Fraula, Vanderborght, Looz-Corswarem, Coghen, Balser en baron Léon Janssen. Ieder van hen heeft bijgedragen tot de aanleg van het park, dat in 1763, toen het kasteel werd gebouwd, nog een Franse tuin omvatte. Dit park zou echter weldra volgens de smaak van die tijd in romantische Engelse stijl worden heraangelegd. Vandaag biedt het een gevarieerd uitzicht door de combinatie van uitgestrekte met bloemen bezaaide grasperken, bosjes hoogstammige bomen en massieven die de golvingen van het terrein volgen. Het bezit ook een groentheater met bijbehorend huisje, de Bergerie genaamd, waar de toneelspelers zich vroeger konden omkleden en een elegant rococopaviljoen dat in 1877 in Amsterdam werd gekocht en hier steen voor steen heropgebouwd. Deze 18de-eeuwse folie met klokvormig dak heeft een rijk versierde gevel met uitgesneden voluten. Dankzij een recente renovatie waarbij de paden en wegen werden heraangelegd ligt het park er opnieuw keurig bij tot genoegen van joggers, wandelaars en kinderen.

 

Beeldentuin UCL

 

 

In de geneeskrachtige plantentuin ‘Paul Moens’ bevinden zich sinds 1988 elf hedendaagse beeldhouwwerken op een wandeling die zowel ontspannend als leerzaam is. Men vindt er werken van Bo Allison, Tristan Cassamajor, Pierre Culot, Gérald Dederen, Dodeigne, André Eijberg, Philippe Jacques, Anne Jones, Lambert Rocour en Michel Smolders. De wandelaar wordt van het ene naar het andere beeld geleid. In brons, staal, graniet, hout of baksteen zijn het stuk voor stuk poëtische en plastische blikvangers die de horizon van het omringende park verruimen en zich tussen abstractie en figuratie bewegen. Onder invloed van het tanende licht bij valavond ondergaan de werken een metamorfose.

 

Tuin Villa du Pont

 

 

Deze mooie woning in neoclassicistische stijl aan het Sint-Lambertusplein vormt met zijn bijgebouwen en landschappelijke tuin van 70 are een coherent geheel. Het is waarschijnlijk een van de laatste bewaarde landhuizen in de omgeving van Brussel. Het werd gebouwd voor een Brusselse notabele en dateert uit 1837. Het domein bevat tal van bomen waaronder enkele merkwaardige exemplaren zoals een tulpenboom uit Virginia, een oosterse plataan met een stamomtrek van 5,85 m, maar ook zomereiken en een Japanse notenboom (ginkgo biloba). Sommige bomen zijn vermoedelijk meer dan 200 jaar oud.

 

Park van Laken

 

De oprichting van een monument ter nagedachtenis van koning Leopold I vormde de aanleiding voor de aanleg van dit park van 45 ha dat naadloos opgaat in het uitgestrekte geheel van groene ruimten bestaande uit het koninklijk domein, het Stuyvenbergpark, het Jean Sobieskypark, het Belvédère, het Chinees paviljoen, de Donderberg en het Ossegempark, samen goed voor een oppervlakte van 300 ha. Het park werd lange tijd toegeschreven aan Edouard Keilig, de ontwerper van het Ter Kamerenbos, maar recent onderzoek heeft aangetoond dat de Franse landschapsarchitect Jean-Pierre Barillet, ingenieur Grégoire en diens medewerker Delabarrière de werkelijke auteurs zijn van dit project. Het park werd in 1880 voor het publiek opengesteld, behalve de omgeving van het Belvédère, die uitsluitend voorbehouden bleef voor de leden van de koninklijke familie. De luchtige perspectieven en de vele opmerkelijke bomen maken er een van de mooiste landschapsparken van Brussel van. Tot de beschermde boomsoorten behoren Scandinavische lijsterbessen, rode beuken, een Hickerynoot, een tulpenboom uit Virginia, libanonceders en een eenstijlige meidoorn met witte bloemen.

 

Scheutbos

 

 

In het Scheutbos, op de grens van Sint-Jans-Molenbeek, treft men nog landschappen aan die weinig verschillen van degene die Breugel schilderde. Zo omvat het, tussen de weiden, een bosje van eik en haagbeuk dat vandaag nauwelijks nog voorkomt in onze contreien. Maar de rijkdom van het Scheutbos is nog veel groter. Een uitgestrekt moerassige wilgenbos alsook een rietveld van 2 ha en door hagen omsloten weiden vormen inderdaad een bijzonder gevarieerde biotoop, en dat op het hoogste punt van de westelijke flank van de Zennevallei. De plek waar de troepen van maarschalk de Villeroy kampeerden toen ze in 1695 Brussel bombardeerden, telt bijna 300 soorten bloeiende planten en 66 soorten bomen en heesters. Daarnaast zijn er 87 soorten paddenstoelen en 120 verschillende insecten geïnventariseerd. Kortom, dit is een echte oase waar de Europese kanarie, de heggenmus, de tapuit, de sperwer, de wezel en de grote sprinkhaan zich thuis voelen. In het hart van het Scheutbos, dat doorkruist wordt door de Maalbeek, ontspringt ook de Leibeek.

 

Kruidtuin

 

 

De Société royale d’Horticulture des Pays-Bas, opgericht in 1826, zag in de aanleg van een Kruidtuin een manier om haar commerciële activiteiten aan te wakkeren en financierde daarom een deel van het project. De maatschappij verloor echter snel haar oorspronkelijke wetenschappelijke aspiraties uit het oog en gaf in 1830 haar eerste catalogi uit van planten, granen en bloembollen, nauwelijks enkele maanden na de openstelling van de Kruidtuin. Orgelpunt van het park, waarvan de plannen werden getekend door architect Charles-Henri Petersen, was het grote serregebouw dat in 1829 voltooid werd en plaats moest bieden aan de collecties van een vorige plantentuin. Kunstenaar-decorateur Pierre-François Gineste leidde de werken die uitgevoerd werden naar de plannen van architect Tilman-François Suys. Uitgaand van de klassieke structuur van een oranjerie ontwierp deze een indrukwekkende centrale rotonde met een koepel, geflankeerd door twee vleugels die elk eindigden in een licht uitspringend paviljoen. Grote glaspartijen vullen de ruimten tussen de zuilen van de rotonde en overdekken de veranda die door diezelfde colonnade wordt afgebakend. Tegen de zijvleugels leunen er serres aan. Het gebouw is vandaag in gebruik door Le Botanique, het cultureel centrum van de Franse Gemeenschap.
Het park, dat op het moment van zijn aanleg een aaneenschakeling was van vijvers, bosjes, akkers en moestuinen, bestaat uit verschillende terrassen die het grote niveauverschil van het terrein opvangen. In 1842 en 1854 werd het uitgebreid, maar na de Tweede Wereldoorlog werden de plantencollecties overgebracht naar de plantentuin van Meise. Met de aanleg van de Sint-_Lazaruslaan werd het park doormidden gesneden en drong zich een heraanleg op. Die taak werd toevertrouwd aan René Pechère. Hij ontwierp voor de Wereldtentoonstelling van 1958 een tuin bestaande uit drie terrassen. Voor de serres en de oranjerie strekt zich een Franse tuin uit, streng gecompartimenteerd en beplant met bloeiende heesters. Het tussenliggende gedeelte is geïnspireerd op de Italiaanse tuinen en bevat een stervormige rozentuin en een bloemperk met 40 soorten irissen. Het derde deel van het park, de laagst gelegen zone, wordt ingenomen door een landschapspark in Engelse stijl, met kronkelende paden, grasperken afgeboord met heestermassieven en zacht murmelende waterpartijen. Ongeveer 55 opmerkelijke bomen zijn geïnventariseerd op de 6 ha van het park, dat sterk geleden heeft onder de aanleg van de kleine ring, de Noord-Zuidverbinding en de metro.

Rondleidingen in de serres en sommige delen van de gebouwen, zaterdag en zondag om 13u30 en 15u. Met de medewerking van de educatieve dienst van Le Botanique.
Wandelingen met de tuinmannen en de bewakers van het park, zaterdag en zondag om 14u (duur: 1u). Afspraak op het bovenste terras, aan de ingang van de Koningsstraat. Met de medewerking van Leefmilieu Brussel.

 

Josaphatpark

 

 

Volgens de legende zou een pelgrim bij zijn terugkeer uit Jeruzalem in 1574 zo’n treffende gelijkenis hebben gezien tussen de Roodebeekvallei en de Josaphatvallei in Palestina dat hij dit deel van Schaarbeek een nieuwe naam gaf. Op dezelfde plaats ontstond later een domein dat aan het begin van de 20ste eeuw versnipperd dreigde te raken. Koning Leopold II spoorde de gemeente aan het te onteigenen om een van de mooiste groene ruimten in dit deel van Brussel te vrijwaren. De aanleg werd toevertrouwd aan de Belgische landschapsarchitect Edmond Galoppin en het park werd in 1904 opengesteld. De gemeente liet het verfraaien en verdrievoudigde zelfs de oorspronkelijke oppervlakte door er aanpalende gronden aan toe te voegen. Het park bevat een gedeelte voor spel en sport maar ook een dierenpark, mooie grasvelden en een groot aantal pittoreske hoekjes die rijk zijn aan namaakrotsen. Het Josaphatpark is op dat vlak trouwens recordhouder in het Brussels Gewest: er werd een dertigtal rocaille-elementen opgetekend. Naast een charmante duiventil, de onlangs heropende Laiterie, een schuilhuisje en een elegante kiosk kan het park prat gaan op drie achter elkaar liggende vijvers waarvan de laatste eindigt op een merkwaardig geheel van namaakrotsen. Een brug van boomstammen en een door Dumillieux gerealiseerd alpenlandschap trekken eveneens de aandacht, net als enkele opmerkelijke boomsoorten zoals een reuzensequoia, een Chinese mahonie en een Amerikaanse amberboom. In het verlengde van het park ligt de middenberm van de Louis Bertrandlaan die verfraaid is met bomen en bloemperken. Vanuit de lucht gezien lijkt deze laan op de stam van een boom waarvan het Josaphatpark de kruin vormt.

Bezoek aan de gemeentelijke serres met de Groendienst, zaterdag en zondag van 10u tot 13 u en van 14u tot 18u. Afspraak Lambermontlaan 411 in Schaarbeek.
Rondleiding in Franse gebarentaal, zaterdag om 16u en zondag om 14u en 16u. Met de medewerking van de vereniging Arts et Culture.

 

Sauvagèrepark

 

Slechts weinig mensen weten dat het Sauvagèrepark vroeger een kasteel omzoomde dat in 1957 werd afgebroken en dat het park weinig meer was dan een paar bosjes en een toegangsweg tot het gebouw. Vergroot in 1910 en nogmaals in 1925 tot de huidige 4,5 hectare, bestaat het park vandaag uit een gemengd beukenbos dat voor een deel het heuvelachtige reliëf bedekt van een terrein dat nog steeds doorkruist wordt door holle wegen en verhoogde paden. Een hoog, kunstmatig talud van namaakrotsen vanwaar enkele watervalletjes neerstorten, dient als fundering van een tempel in Griekse stijl. De betonnen vijver heeft rotsachtige oevers die hem een natuurlijk uitzicht moeten verlenen en is een mooi voorbeeld van dit soort parkornamenten in het Brussels Gewest. Verspreid in het park vinden we reuzensequoia’s, een atlasceder en een tulpenboom, die allemaal als opmerkelijke bomen zijn beschermd.

 

Domein Hertoginnedal

 

 

Op het domein van Hertoginnedal lag vroeger een dominicanenklooster dat in 1262 werd gesticht door Aleidis, de weduwe van hertog Hendrik III van Brabant. Het uitgestrekte glooiende park van 25 ha, waardoor de Woluwebeek loopt, vormt een groen schrijn rond een geheel van gebouwen dat een kasteel, een priorij, een Noors chalet, een oranjerie en een ingangspaviljoen omvat. Het park omvat een restant van het alluviale woud, vijvers, een Franse terrassentuin met hardstenen waterbekkens en gesnoeide buxussen, en uitgestrekte grasperken. De grootste vijver, van 5 ha groot, wordt omringd door een rietveld, terwijl een andere van 75 a afgeboord is met wilgen. Onder de hoogstammige bomen in het park vermelden we een zwarte den, moerascipressen uit Louisiana, een kleinbladige linde en een Amerikaanse linde die zijn opgenomen in de inventaris van opmerkelijke bomen van het Brussels Gewest. Het domein van Hertoginnedal is toegankelijk voor het publiek dankzij de medewerking van de Kanselarij van de Eerste Minister, de beheerder van het domein. (B 29/05/1997)

Doorlopend rondleidingen (laatste groep om 16u15). Met de medewerking van Brussel Babbelt en Itinéraires, op de Paden van de Geschiedenis.

 

Huis der Kunsten

 

 

Aan het zicht onttrokken door het gebouw aan de straatzijde, op nr. 147 van de Haachtse Steenweg, ligt het landhuis dat in 1826 gebouwd werd voor de rijke lakenhandelaar Charles-Louis Eenens. Dat gebouw werd in 1876 met een verdieping verhoogd en uitgebreid met twee uitspringende hogere vleugels, gestructureerd door hoge pilasters. Tussen 1894 en 1899 werd een bakstenen toren in eclectische stijl toegevoegd en werden de stallen vergroot. Achter de neoclassicistische gevels bevindt zich een reeks salons met decoratieve elementen ontleend aan diverse stijlen – Lodewijk XV, Lodewijk XVI en neo-Vlaamse renaissance – die getuigen van de uiteenlopende smaken die in die periode in zwang waren. De residentie van de familie Terlinden, de laatste eigenaars, is een toonbeeld van een aristocratische woning uit de belle époque in Schaarbeek. De eigendom beschikte uiteraard over een tuin, die vandaag bestaat uit een waterbekken met eromheen grasvelden geflankeerd door leibomen. De paden worden omzoomd door groenmassieven en enkele bosjes. Het gebouw, dat sinds 1950 eigendom is van de gemeente, huisvest vandaag het Huis der Kunsten, waar geregeld tentoonstellingen, concerten, lezingen en andere culturele evenementen plaatsvinden. (B 28/05/2015)

Rondleidingen zaterdag en zondag om 10u30, 11u30, 12u30, 14u30, 15u30, 16u30 en 17u15. Met de medewerking van Atelier de Recherche et d’Action Urbaines (ARAU) en Korei.
Tentoonstelling “Schaarbeekse parken en landschappen in de gemeentelijke verzamelingen”. In de salons van het Huis der Kunsten zullen schilderijen, oude documenten en tekeningen te zien zijn uit het gemeentelijke patrimonium die de voorliefde van kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw tonen voor deze zichten van Schaarbeek.

Woning en tuin huis Jamaer

Stadsarchitect Pierre-Victor Jamaer verkreeg in 1874 een vergunning om zijn eigen woning te bouwen. Hij had de plannen zelf ontworpen in neo-Vlaamse renaissancestijl hoewel hij voordien vaak in neogotische stijl had gewerkt, zowel voor het Broodhuis als voor de Kapellekerk, waarvan hij de restauratie leidde. Binnen heeft de architect uitermate veel zorg besteed aan de decoratie zoals de trap met smeedijzeren leuning, een salon in Lodewijk XVI-stijl en een eetkamer in neorenaissancestijl. Stucwerk, mozaïeken, siersmeedwerk, gepolijst marmer en geglazuurde keramiektegels geven het interieur een behaaglijke en unieke sfeer. Dezelfde zorg voor detail treft men ook in de tuin aan. Hier heeft de architect, volgens de mode van die tijd, een rocaille laten uitvoeren die een grot met talrijke afzettingen nabootst. De grot bevindt zich achteraan in de tuin. De ingang wordt geflankeerd door kolommen van stalagmieten en stalactieten die elkaar raken. We treffen er zelfs sporen aan van een hydraulisch netwerk. Ernaast troont de faun van Weekes, een beeld dat werd voorgesteld in de catalogus van de firma Blaton-Aubert uit 1889, een jaar voordat Jamaer zijn huis verkocht.  

 

Tuinwijk Le Logis-Floréal

 

Dankzij de strenge normen die van meet af aan door de huurderscoöperatieve werden opgelegd, heeft Le Logis-Floréal niets van zijn oorspronkelijke uitzicht verloren en is het een van de best bewaarde tuinwijken van ons land. De tuinwijk heeft een oppervlakte van meer dan 80 hectare en ligt op een plateau van 100 meter hoogte tussen de dalen van de Watermaalbeek en de Woluwe. De ontwerpers van het project vonden de site van de Drie Linden ideaal voor de vestiging van een geheel van woningen dat een nieuwe vorm van gemeenschapsleven moest introduceren. De tuinwijk, die al sinds de 19de eeuw bijval kende in Groot-Brittannië door de ideeën van Ebenezer Howard, deed hiermee zijn intrede in de Brusselse agglomeratie. Stedenbouwkundige Louis Van der Swaelmen, die tijdens zijn ballingschap in Nederland doordrongen raakte van de rationele visie van de Nederlandse architecten, werkte nauw samen met architect Jean-_Jules Eggerickx die op zijn beurt de tuinwijkgedachte in Groot-Brittannië had leren kennen. De bouw van Le Logis begon in 1921, die van Floréal in 1922. De in baksteen of sintelblokken opgetrokken huizen kregen ramen en vensterluiken in felle kleuren en hadden elk hun eigen tuintje. Alles werd ontworpen met het oog op het welzijn van de toekomstige bewoners. Tijdens een eerste restauratiefase werden de daken van de 78 huizen in de Trapeziumwijk vernieuwd en hun gevels opnieuw geschilderd om de ernstige problemen van porositeit en lekken aan te pakken. Tevens werden de schoorstenen gerestaureerd en ontbrekende dakkapellen vervangen. Andere werkzaamheden zullen volgen, zowel aan de huizen als aan de groene ruimten die een grote rol spelen in de compositie van de tuinwijk. (B 15/02/2001)

Wandelingen door de tuinwijk, waarbij men ook “La Ferme du Chant des Cailles” en de collectieve moestuinen kan ontdekken, zaterdag en zondag om 14u (duur: 2u). Afspraak op de Hertogen_square (halte Hertogen van bus 41 nabij de Hertogenlaan). Enkel in het Frans. Maximaal 20 personen per wandeling. Met de medewerking van de Cercle des Guides-_nature du Brabant (Cercles des Naturalistes de Belgique – CNB).

 

Tuin Erasmushuis

 

 

De tuin van het Erasmushuis is gericht op ontspanning en kennis. Hij bestaat aan de ene kant uit een tuin van geneeskrachtige planten die in 1987 werd ontworpen door landschapsarchitect René Pechère. In deze tuin, als het ware een botanisch portret van de beroemde humanist, kweekt men in 16 plantenvakken, afgeboord met hardsteen, een honderdtal planten die reeds in de 16de eeuw gekend waren bij artsen, zoals nieskruid, alsem, mansoor, huislook, varkensgras, speenkruid, stinkende gouwe, madeliefje en wolkruid. _Pechère inspireerde zich op de Italiaanse renaissancetuinen en bracht een verzameling geneeskrachtige planten bijeen die door de beste herboristen mag gezien worden. Achter de tuin ‘van het lichaam’ bevindt zich een filosofische tuin die in 2000 werd aangelegd door landschapsarchitect Benoit Fondu en wil aanzetten tot denken. Geïnspireerd op de tekst ‘Het religieus banket’ die Erasmus schreef na zijn verblijf in Anderlecht (1521), werd een reeks cartografische bloemperken aangelegd waarin de bezoekers de planten en bloemen kunnen bewonderen die Erasmus, de eerste grote Europeaan, op zijn vele reizen leerde kennen. Een tuin van de geest en van de wereld dus, waarin hedendaagse kunstenaars een aantal ‘filosofische kamers’ creëerden. Deze nodigen uit om even te verpozen en te genieten van de tijd die vervliegt of om een gesprek te voeren met vrienden. Want, zoals Erasmus ons leerde: “Daar waar vrienden zijn, daar is rijkdom”.

 

Botanische tuin Jean Massart ULB

 

Deze botanische tuin werd in 1922 aangelegd op initiatief van Jean Massart (1865-1925), hoogleraar plantenkunde aan de Université libre de Bruxelles met als doel de beplantingen van de belangrijkste natuurlijke biotopen in België te reconstrueren, maar ook om de aanpassingsmechanismen van wilde planten aan verschillende milieus te bestuderen. Professor Massart deed een beroep op landschapsarchitect Jules Buyssens om deze tuin van 5 ha te ontwerpen op vroegere landbouwgronden aan de rand van het Zoniënwoud. Dit levende openluchtmuseum, uniek in Brussel, omvat bijna 2.000 verschillende soorten uit de hele wereld, geordend in thematische collecties: geneeskrachtige en aromatische planten, een evolutieve tuin met bloeiende planten, een arboretum, cultuurplanten en een boomgaard. De tuin heeft ook een drassige zone die een natuurreservaat vormt dat deel uitmaakt van het Natura 2000-netwerk. Sommige demonstratiepercelen illustreren tot slot bepaalde onderzoeksthema’s van het Laboratorium voor Plantenecologie en Biogeochemie.

 

Pelgrimshuis en Pierre Pauluspark

 

Deze patriciërswoning met stallingen uit 1905, toegeschreven aan architect A. Pirenne, werd eerst bewoond door de familie Colson en vervolgens in 1927 verkocht aan de industrieel Eugène Pelgrims. In 1963 werd ze eigendom van de gemeente. Hoewel het interieur verbouwd is, zijn er nog enkele mooie glas-in-loodramen bewaard en een sierlijke blauwe koepel die op een betonnen structuur rust. Deze vroegere wintertuin waarin exotische planten stonden, biedt een weids uitzicht op het vroegere park van het domein dat later werd uitgebreid tot een oppervlakte van 1,2 hectare en binnen het huizenblok ligt. Het romantisch aandoende Engelse landschapspark heeft een zeer onregelmatig reliëf met opmerkelijke hoogteverschillen die het een bijzonder schilderachtig uitzicht geven. Dat karakter wordt nog versterkt door fonteinen, imitaties van antieke ruïnes, een brugje over een vijver met gecementeerde oevers, rocailles aan de voet van het huis waar de eigenaar geneeskrachtige planten kweekte, waterbekkens en bronnen die vroeger de naburige wijken van water voorzagen. Deze groene ruimte met zijn mooie vegetatie en meerdere opmerkelijke bomen, is genoemd naar Pierre Paulus, een van de stichters van de expressionistische kunstenaarsgroep Nervia. (

 

Tuinen van de Bloemist van Stuyvenberg

 

 

In 1890 liet koning Leopold II een aantal grote serres bouwen door architect Henri Maquet om er sierbloemen te kweken voor het park van Laken en andere groene ruimten van de hoofdstad. Rond de serres lag een park dat grensde aan het domein van Stuyvenberg en waarvan de aanleg werd toevertrouwd aan landschapsarchitect Emile Laîné. Na de dood van de vorst verhuurde de Koninklijke Stichting de terreinen aan een lokale boomkwekerij die na een aantal jaren zijn activiteiten stopzette. De serres werden toen overgenomen door de Stad Brussel en leverden een tijdlang bloemen voor de perken van de hoofdstad. Deze activiteit zou echter geleidelijk verhuizen naar andere plaatsen. Bewust van de waarde van de site uit 1890 heeft Leefmilieu Brussel deze groene ruimte gerenoveerd naar een nieuw ontwerp van Axel Demonty. Er wordt geëxperimenteerd met de kweek van zeldzame planten die het publiek hier ook zelf kan komen ontdekken. De originele indeling werd grotendeels behouden met een beboste rand, parterres, waterbekkens en platforms die uitkijken op de opeenvolging van afzonderlijke tuinen. Men treft er ook een mooie verzameling acacia’s, hulstbomen en camelia’s aan.

www.openmonumentendagen.brussels