8% van Vlaanderen is privétuin

De oppervlakte van Vlaanderen bestaat voor 8% uit privétuinen. Dat is vergelijkbaar met de totale oppervlakte van onze bossen die zo’n 11% van de Vlaamse oppervlakte innemen. Onze Vlaamse privétuinen kunnen collectief een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van ecosysteemdiensten en als buffer in tijden van voedselnood.

Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Valerie Dewaelheyns ‘Het tuincomplex in strategisch perspectief. Gevalstudie Vlaanderen’. Dit onderzoek werd uitgevoerd aan de KU Leuven en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO).


Onderbenut

Tuinen dragen een veelheid aan functies in zich: ze zijn nooit enkel een gazon, speelveld voor de kinderen, plantenborder of moestuin. Ze kunnen ook belangrijke ecosysteemdiensten ondersteunen, zoals voedselproductie, bestuiving en beleving van de natuur. Elke Vlaamse tuin kan een steentje bijdragen aan de aanpak van globale problemen, zoals klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Door alle Vlaamse tuinen als een geheel te beschouwen, als een “tuincomplex”, kon in kaart gebracht worden welke van deze mogelijkheden er nog in verborgen liggen. Aandacht voor die collectieve functies van onze privétuinen kan ervoor zorgen dat ze meer kunnen betekenen voor onze samenleving.

Wanneer alle Vlaamse tuineigenaren veranderingen zouden doorvoeren in hun tuinbeheer- en ontwerp, zou de impact aanzienlijk kunnen zijn. Om alle mogelijkheden te benutten die dit ‘tuincomplex’ bieden, moeten echter nog wat hindernissen worden overwonnen. Zo gebruiken tuiniers vandaag meer meststoffen dan nodig, en is er in de tuinen dus nog veel ruimte tot verbetering van een aantal milieuparameters. Bovendien bieden gazonbodems mogelijkheden voor de opslag van koolstof, , een positieve eigenschap in het teken van klimaatverandering. Ongeveer de helft van de bevraagde tuiniers heeft een moestuin. Zelfs als de tuin nu bestaat uit gazon, biedt deze een interessant potentieel als tuinruimte die in tijden van nood in gebruik genomen zou kunnen worden om in eigen groenten te gaan voorzien. Tuinen vormen dus een meervoudige buffer in kader van voedselnood, natuurbehoud en klimaataanpassing, aldus Dewaelheyns. “Individuele veranderingen in tuinbeheer en -ontwerp kunnen bescheiden en onbeduidend lijken, maar wanneer duizenden tuiniers zo’n veranderingen doorvoeren, kan de impact aanzienlijk zijn.”

Een nieuwe stijl tuinieren
Als we de vele mogelijkheden willen realiseren die momenteel verstopt zitten in het tuincomplex zullen we met andere ogen naar onze tuinen moeten kijken. Individuele veranderingen in tuinbeheer en -ontwerp kunnen bescheiden en onbeduidend lijken, maar wanneer duizenden tuiniers zo’n veranderingen zouden doorvoeren, kan de impact aanzienlijk zijn. Door stil te staan bij de collectieve waarde van onze eigen kleine tuin, zou het in de toekomst misschien zelfs vanzelfsprekend kunnen worden dat we ons tuinbeheer bijsturen in functie van deze maatschappelijke waarden.

Dewaelheyns ging dan ook op zoek naar strategieën om de vele mogelijkheden binnen het tuincomplex waar te maken. Tijdens haar zoektocht identificeerde ze hindernissen voor het beleid, zoals het private aspect van tuinen. Ze zag ook hindernissen voor tuiniers om milieuvriendelijker te tuinieren, zoals het gebrek aan pasklare informatie. Maar die hindernissen kunnen overwonnen worden, onder andere door het geven van op maat gemaakt tuinadvies en door het opstellen van vrijwillige overeenkomsten rond het milieuvriendelijk beheren van tuinen. Er bestaat echter geen snelle en eenvoudige manier om alle mogelijkheden van het tuincomplex aan te spreken. Er zullen verschillende acties nodig zijn op maat van de tuiniers om van het tuincomplex een collectieve bron te maken van ecosysteemdiensten die uiteindelijk iedereen ten goede zullen komen. Maar dit mag er ons niet van weerhouden om na te denken over de vele mogelijkheden van het tuincomplex.