10 tips voor een optimaal resultaat

1. Hard waar het moet, groen waar het kan

Een goed ontwerp van de openbare ruimte kan de onkruidbestrijding aanzienlijk beperken. Verharding zadelt u niet alleen op met onderhoud, maar heeft ook impact op het klimaat en dat zowel op het opwarmen van de stad als het niet kunnen infiltreren van water in de ondergrond. Het is misschien een tikkeltje ambitieus, maar een ‘onthardingsplan’ waarbij alle overbodig ‘hard’ wordt weggewerkt draagt bij aan de vergroening van stad en buurt en bespaart op onkruidbestrijding. Een onkruidwerend ontwerp hoeft in de aanleg niet meer te kosten. In het beheer worden kosten bespaard.


2. Veilig en dus proper

Opgestoken tegels, betonstraatstenen die zich een weg gebaand hebben richting zijberm, voegen gevuld met organisch afval in plaats van split of zand, … Het is gevaarlijk voor wandelaars en fietsers en geeft onkruid kiem- en groeikansen in voor hen veilige omstandigheden. Groen achter hoekjes en kantjes of in diepe voegen laat zich bovendien moeilijk wegborstelen of op een an
dere manier wegwerken. Zelf kunt u niet overal en direct alles controleren. Vermijd dit soort ‘onkruidplekjes’. Doe eventueel een beroep op uw inwoners om dit soort ‘gevaarlijke’ plekken te melden.

3. Het beste veeg- en onkruidbestrijdingsplan

Zonder vuil op de weg, van stof tot lang niet geruimd en dus composterend herfstblad, hebben onkruidzaden het moeilijk om een ideale groeibodem te vinden. Voer dus regelmatig dood organisch materiaal en achtergebleven grond af. Wegen, paden en pleinen regelmatig vegen is de beste manier om het vergroenen van de verharding tegen te gaan. Plan borstel- en andere bestrijdingstechnieken zodanig dat het groen al in een erg jong stadium wordt aangepakt en dat niet één keer, maar in een opeenvolging van beurten. Neem de veegwerken ook in de herfst op. In de herfst legt u namelijk de basis voor een onkruidvrij voorjaar.

4. Bekijk het onkruid

Sommige onkruidsoorten laten zich moeizaam en blijvend verwijderen en vragen
dus extra actie. Bijvoorbeeld paardenbloem (Taraxacum officinale) dat zijn groeipunt stevig beschermd en bovendien een flinke dosis reservevoedsel in de wortels opslaat. Erger nog zijn paardenstaart (Equisetum) en zevenblad (Aegopodium podagraria), om nog te zwijgen van Japanse duizendknoop (Fallopia japonica), met hun wijdvertakte en altijd verder reikende wortels. Gelukkig komen zij niet voor in de lijst van 20 meest voorkomende onkruidsoorten op Vlaamse verhardingen. Aanvoerders op die lijst zijn Straatgras (Poa annua), liggende vetmuur (Sagina procumbens) en Canadese fijnstraal (Conyza canadensis).

5. Hart voor hard

Branders zijn duidelijk op de terugweg, want niet zonder gevaar tijdens droge zomers. Omwille van risico’s op brand is het eveneens opletten met heteluchttechniek. Bij 400 °C kunnen bladeren en papier ontbranden. Borstelen doet u dan weer beter niet op verhardingen met brede ongebonden voegen. Ze worden uitgeborsteld, met gevaar voor loskomen van bijvoorbeeld kasseien. Op meer delicate, krasgevoelige steensoorten laat u staalborstels ook beter aan de kant, wegens beschadiging en sporen.

6. Drie in één is beter

Met borstelen scoort u ineens resultaat. Alle boven de verharding uitstekend groen wordt losgerukt en ligt klaar om op te vegen. De wortelaanzet en groen dat zich wist in te nestelen in open voegen blijft echter veilig achter, klaar voor hergroei. In dezelfde arbeidsgang een hete lucht-, stoom- of heetwatertechniek toepassen zorgt ervoor dat ook die achterblijvers worden aangepakt. Zelfs heel wat zaden moeten daarbij het loodje leggen. Reken in een normaal groeijaar op drie tot vier acties.

7. Liever regelmatig

Onkruidbestrijding laat zich niet agendamatig plannen, laat staan jaren vooruit.
Als algemene regel wordt naar voor geschoven om in de lente bij het opkomen van het eerste onkruid een bestrijding uit te voeren en vervolgens om de drie tot vier weken de actie te herhalen, tot het onkruid uitgeput is. Vaak wordt afgeblokt na twee herhaalbeurten, eventueel met een nabehandeling na nog eens anderhalve maand. Waar het op
aankomt is dat de planten geen kans krijgen opnieuw en zodanig sterk uit te groeien dat ze hun koolhydraatreserves kunnen aanvullen.

8. Jongste blaadjes eerst

Laat onkruid nooit te oud of te hoog worden. Hoe jonger het groen, hoe gemakkelijker het zich laat weg borstelen en vegen, en hoe intenser het ten gronde gaat met thermische technieken. Ouder groen bouwt namelijk eigen verdedigingsmechanismen op. Het verankert zich sterker in de voegen of beschermt zijn eigen groeipunt met flink wat bladeren. Sommige planten gaan zelfs voor een waslaag, een dichte beharing of het uitgroeien tot een heuse pol die maar moeilijk doordringbaar is voor letale warmte, een temperatuur hoger dan 55 tot 65 °C. Tegelijk hebben oudere planten een sterker wortelgestel, met meer kans op hergroei.

9. Tijdens het middagdutje

Nat of bedauwd zijn onkruiden beter beschermd tegen verhitting. Het vocht vermindert namelijk de warmteoverdracht van heet water, hete lucht en stoom, waardoor de letale temperatuur minder diep in het onkruid doordringt. Voor borstelen zijn zulke
omstandigheden dan weer net wel ideaal. Het losrukken en verwijderen van onkruid gaat beter en veroorzaakt amper tot geen stof. Plantaardig gezien is kort na de middag het meest ideale moment om planten te lijf te gaan met thermische en mechanische bestrijdingstechnieken. Ze bevatten dan het minst vocht. Voor hete lucht-, water- en stoomtechniek betekent dat minder weerstand tegen de letale temperatuur. Voor schoffelen en hakken, het snel verdrogen van het loswerkte onkruid en voor het borstelen, minder weerstand bij het losrukken.

10. Geduldige bestuurders

Onkruidbestrijding is geen tussendoortje. Goed resultaat vraagt nauwkeurig én geduldig werken. Vooral bij temperatuurgestuurde onkruidbestrijdingstechnieken is dat erg belangrijk. De planten moeten namelijk een letale dosis warmte toegediend krijgen. Het vraagt een juiste balans tussen temperatuurafstelling en rijsnelheid. Bij borstelen kan nauwkeurig afstellen van de borstels een groot verschil op slijtage maken. Voor alle machines heeft het ook effect op energiegebruik. Investeren in opleiding van de machinisten rendeert.